‘Bij het straatpastoraat mag je vallen en weer opstaan’

“Veel van de mensen met wie wij optrekken, worden door de samenleving ontmenselijkt, gezien als een probleem. Bij ons ben je in de eerste instantie gewoon mens voor elkaar.”

Straatpastor Kitty vertelt over haar ervaringen. Wat maakt de aanpak van het straatpastoraat zo uniek? Wat betekent geloof en onvoorwaardelijkheid voor de mensen met wie zij optrekt? En welke lessen leerde ze die ook in het inloophuis van pas komen?

Wat doe je als straatpastor?

“De rol van de straatpastor is om contact te maken met dak- en thuislozen en om samen met hen op weg te gaan. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het straatpastoraat is dat niets moet. Bij iedere hulpverlener is er een protocol, wordt er naar een doel toegewerkt. Bij ons gaat het in de eerste instantie om ontmoeting.

Ik vind ‘trouw’ hierin een belangrijk woord. We doen ons best om trouw te zijn, ook aan mensen die ingewikkeld zijn. Er zijn veel mensen van wie de pijn heel groot is, die verward zijn, verslaafd. Het straatpastoraat wil mensen laten voelen dat ze er mogen zijn, dat ze waardevol zijn. Dat is de basis waar vanuit dingen kunnen groeien, van waaruit we mensen een stap verder kunnen brengen. Maar eerst moet er vertrouwen en een veilige plek zijn.

We hoeven het heus niet altijd perfect te doen, maar trouw zijn is de inzet en dat wordt gevoeld door mensen. We geven elkaar soms gewoon een knuffel. Dat doe je niet als hulpverlener, maar bij het straatpastoraat ontstaat het gewoon, als uitdrukking dat je om elkaar geeft. Van relaties wordt ik blij. Wanneer ik door de stad fiets en nageroepen word: ‘Heeeey, Kitty!’.”

Hoe doe je dat, trouw zijn?

“Eén ding waar je voor moet oppassen is dat je niet te snel iets voor de ander gaat invullen. Je moet je voortdurend afstemmen op de ander. Dat betekent ook dat je de ander echt serieus neemt, ook als hij of zij dingen doet waarvan je zelf denkt ‘dat is niet verstandig’.

Daarvoor is het belangrijk om jezelf goed te kennen. Ik weet van mezelf bijvoorbeeld: ik vind het heel lastig als mensen geen of te weinig geld hebben, daarvan schiet ik in een reflex. Het lijkt me vreselijk als je niet genoeg geld hebt. En soms denk ik dan: ‘Als je nou wat zuiniger zou leven…’ Dat is wat ik bedoel met dingen loslaten. We hebben vaak zó de neiging om dingen in te vullen.

Bij ons in de vieringen gaat het ook heel vaak om niet oordelen. De trouw en onvoorwaardelijke liefde van God, dat is voor veel mensen belangrijk. Het woord ‘onvoorwaardelijk’, dat is betekenisvol. Dat je mag vallen, en dat je daarna ook weer mag opstaan.

Ik ben zelf ook iemand geweest die het helemaal niet zo makkelijk vond om te vallen, om fouten te maken. Ik had het gevoel: je moet meedoen in de maatschappij, je moet succes hebben, alles goed doen, zeker geen gezichtsverlies lijden. Kortom: niet vallen. Maar het gebeurt ons allemaal.”

Relaties

Het straatpastoraat in Den Haag bestaat uit drie straatpastores en een vrijwilligerscoördinator. Centraal in hun werk staan de maaltijden die zij elke vrijdag organiseren. “We huren dan twee grote zalen in een voormalig klooster waar vrijwilligers een driegangenmenu koken. Er komen dan zo’n 120 mensen met ons eten.

Het bijzondere van deze maaltijden is dat er elke keer nieuwe relaties ontstaan. Iemand kan al honderd keer naar de maaltijd zijn gekomen, maar op een dag zit je naast elkaar. En dan kan er opeens een mooie gesprek ontstaan, waarin we beiden wat van onszelf kunnen laten zien.” Vooraf aan de maaltijd is er een kapelviering, met een kleinere groep mensen die vaak al langer met het straatpastoraat onderweg zijn.

Wat betekent de kapelviering voor het straatpastoraat?

“Tijdens de kapelviering zijn we echt een gemeenschap met elkaar. Het belangrijkste moment in onze vieringen is voor mij wanneer iedereen naar voren komt. We hebben vooraan in de kapel een grote schaal met waxinelichtjes, iedereen steekt een kaarsje aan. Aan beide kanten van de tafel staan twee pastores aan wie mensen hun gebeden kunnen vertellen, die wij opschrijven. Ondertussen wordt er gekletst, gelachen, ontmoeten mensen elkaar.

Wanneer alle gebeden zijn opgeschreven, gaan we samen bidden. Het wordt dan dood- en doodstil. Er wordt dan zo intens geluisterd naar ieders gebeden. Er wordt veel gebeden voor het persoonlijke leven van mensen, maar ook voor de wereld. Mensen zijn heel erg betrokken, op elkaar en op het grotere geheel. Ik vind deze momenten elke keer weer heel indrukwekkend.”

Heb je, vanuit de werkwijze van het straatpastoraat, tips voor vrijwilligers die in een inloophuis werken?

“Wat ik vooral zou zeggen is: houd een open blik. Als straatpastor, maar ook als vrijwilliger in een inloophuis, moet je veel loslaten. In de eerste instantie: het idee dat je iets moet dóén. Ik ontmoet vaak vrijwilligers in het Aandachtscentrum in Den-Haag en merk dat zij in het begin soms denken: laat mij maar koffie schenken. Dat is op een bepaalde manier ook veilig. Mensen die vrijwilliger worden, willen heel graag mensen helpen, en eigenlijk moet je dat loslaten. In plaats van helpen, moet je zijn.

Het tweede dat ik zou willen meegeven is: er kunnen hele mooie situaties ontstaan als je je eigen kwetsbaarheid laat zien. Zo laat je gelijkwaardigheid zien. Je bent allebei mens. Waarden die daarin belangrijk zijn: niet oordelen, open zijn, de ander ruimte geven om zichzelf te zijn, ook al begrijp je het niet. Je mag bijvoorbeeld best zeggen: ‘Vandaag zit ik niet lekker in mijn vel’. Dat vinden mensen mooi, want dan kunnen ze jou ook troosten. Of zelf je excuses aanbieden: ‘Dat heb ik niet goed gedaan, ik heb niet genoeg tijd genomen’, of: ‘Dat was niet zo’n gelukkige opmerking’. Alleen op die manier kunnen er echte relaties ontstaan.”