Inspiratie

Alleenstaande moeders bereiken: ‘Er ontstaan kleine netwerkjes’

Alleenstaande moeders zijn in inloophuizen niet altijd in beeld, terwijl het een groep is die het vaak moeilijk heeft. Ze staan alleen in de opvoeding van kinderen, hebben vaak financiële zorgen, kampen soms met eenzaamheid of een taalbarrière. Met boodschappenbonnen, thema-ochtenden en een speciale WhatsAppgroep houdt de Buurtbron in Rotterdam contact met deze moeders. Opbouwwerker Sherita Thakoerdat deelt haar ervaringen.

 

Hoe kom je als inloophuis in contact met alleenstaande moeders? Sherita: “Toen ik net begon als opbouwwerker stelde ik mijzelf ook deze vraag. Waar vind ik moeders? Uit gesprekken met professionals was gebleken dat deze moeders het financieel moeilijk hadden. Ik begon met flyeren. Daar kwamen wel senioren op af, maar geen moeders. Die hebben het gewoon veel te druk, ze hebben te veel stress. Wat veel beter werkte was mond-op-mond reclame. Ik vond één enthousiaste moeder, die het vervolgens rondvertelde. Daarnaast sturen andere welzijnswerkers ze inmiddels regelmatig door naar de Buurtbron. Wat in het eerste contact enorm helpt is dat we boodschappenkaarten van de Dirk geven aan moeders die het financieel moeilijk hebben.”

Het praktische, de boodschappenkaarten, dat is het startpunt..

“Precies. Met de boodschappenkaarten kunnen we hen even ontlasten van een van de vele zorgen die ze hebben. Zo creëren we ruimte voor ontmoeting, gesprek. De moeders komen vaak bij ons met een individuele hulpvraag. Ze hebben geen geld meer voor boodschappen, vragen hulp bij het aanvragen van een kwijtschelding of begrijpen een brief van de gemeente niet. En daarna houden we contact. Dat vinden de vrouwen zelf ook fijn, want aan het eind van de volgende maand hebben ze vaak weer een boodschappenkaart nodig. Dan zeg ik: kom maar langs en vertel ik ze wat we hier nog meer aanbieden.

Elke maandagochtend organiseer ik een inloop met themabijeenkomst. Thema’s als gezond eten en bewegen vinden ze vaak interessant. Maar bijvoorbeeld ook bijeenkomsten over de historie van de wijk. Soms vraag ik ook gewoon of ze komen. Als ik een bijeenkomst organiseer waar ik graag veel deelnemers voor heb, dan stuur ik de moeders één voor één een appje om te vragen: ‘Ik heb dit thema, maar ik ben bang dat er niet zo veel mensen komen. Kun je me helpen en ook komen?’ Dan komen ze! Laatst had ik een bijeenkomst over de rol van een narcistische partner. Daar waren wel dertig vrouwen bij. Sommigen vonden huilend erkenning.”

Daarnaast verbind je ook mensen aan elkaar.

“Ik vind het belangrijk om te bouwen aan een gemeenschap. Als er kleine netwerkjes ontstaan tussen mensen die elkaar helpen, dan zijn we al een heel eind op weg. In het welzijnswerk wordt enorm bezuinigd, op een dag zijn we er wellicht niet meer. Ik houd in contact met de moeders dus mijn voelsprieten uit, ik kijk steeds of er gaatjes zijn om mensen te verbinden. Het is goed om te weten wat mensen kunnen en leuk vinden om te doen. Voor de bijeenkomsten op maandagochtend heb ik bijvoorbeeld zes senioren én moeders die komen koffie zetten. Dat is gewoon ontstaan. Ik ben niet gaan zoeken met de intentie ‘ik heb vrijwilligers nodig’. Het is soms heel simpel, gewoon de vraag: kun je even helpen?”

Hoe ontstaan deze kleine netwerkjes?

“Dat ontstaat vaak ook heel organisch. Dat iemand tegen mij zegt: ‘Mijn kind heeft maat 126 maar dat past inmiddels niet meer, ken jij een moeder die deze kleding kan gebruiken?’ Dan ga ik het niet zelf regelen, maar laat ze onderling een afspraak maken. Wat daarbij heel goed helpt is een gezamenlijke WhatsApp groep. Die groep ben ik begonnen om gratis activiteiten voor kinderen te delen. ‘Woensdag kun je samen pannenkoeken eten bij deze school,’ dat soort dingen. Maar inmiddels delen de moeders daar onderling ook van alles.”

Wat doe jij om dat te stimuleren?

“Er is niet zozeer de behoefte dat ik het ga organiseren. Het moet duurzaam zijn. Ik ga geen mensen aan elkaar koppelen, zo van: jullie hebben dezelfde soort problemen, trek maar eens met elkaar op. Wat ik wél doe, is ervoor zorgen dat mensen elkaar ondersteunen en dat het niet allemaal via mij gaat. Als er iemand bij mij komt die vraagt: ik heb laatst een brief gekregen, weet jij hier iets van? Dan zeg ik: ‘Nou, deze vrouw had die brief laatst ook en haar heb ik dit verteld. Als ik jou haar telefoonnummer geef, kun je haar dan bellen en er samen naar kijken?’ Soms werkt dat. Ik hoor inmiddels regelmatig ‘succesverhalen’. Moeders gaan bijvoorbeeld samen naar een activiteit. Het zijn kleine contactjes, kleine netwerkjes, maar ze letten op elkaar en kennen elkaar ook.”